De locatie

Vanwege zijn ligging langs het spoor, de onbereikbaarheid ervan voor mensen en het ontbreken van intensief groenbeheer, is in het Spoorweghavenpad een bijzonder stukje stadsnatuur ontstaan.

Het terrein

Het onderzoeksgebied begeeft zich tussen de Haagweg en de Toussaintkade. Het omvat de groenstrook tussen de spoorlijn Leiden – Utrecht, de sloot en kade langs de Potgieterlaan en de wilde tuin van de twee woonboten. Het heeft ongeveer een lengte van 350 meter. De groenstrook is zo’n 10 meter breed en bevat meer dan 130 bomen. De sloot is ongeveer 15 meter breed.

De ligging langs het spoor en de dichte vegetatie zorgen er voor dat het gebied niet toegankelijk is voor mensen. Dat in combinatie met het ontbreken van intensief groenbeheer door de gemeente zorgt er voor dat de natuur er ongestoord zijn gang kan gaan.

Langs het spoor

Het is mogelijk dat het stukje stadsnatuur aan het Spoorweghavenpad zo’n hoge soortenrijkdom bevat vanwege zijn ligging naast het spoor. Het spoornetwerk is een heel essentieel leefgebied voor plant en dier. In grote delen van Nederland komen in de eerste 10 meter spoorberm meer planten- en diersoorten voor dan in de 100 meter terrein die daarop volgen. (Bron: ‘Natuur langs het spoor, Flora en fauna in kaart gebracht’ – De Groene Ruimte bv)

Begroeiings- en gebruikstypen

Het onderzoeksgebied bestaat uit een aantal naast elkaar gelegen zones die onderling sterk verschillen. Onder de spoorstaven ligt het uit steenslag opgebouwde ballastbed, daarnaast het inspectiepad, weer daarachter een berm met een lage begroeiing van gras en bloeiende planten en verder van de spoorstaven een hogere begroeiing met struiken en bomen, met daarachter een spoorsloot.

plattegrond-spoorweghaven

Klik hieronder op een van de typen om er meer over te lezen.

De ballastbedden van de spoorlijn bestaan vooral uit zand en steenslag, met daartussen een ijle, karakteristieke begroeiing. Op dit type droge grond kan een microklimaat ontstaan van droogte en hitte. Daardoor blijkt het een perfecte omgeving blijkt te zijn voor insectensoorten die normaal gesproken alleen voorkomen in Zuid-Europese gebieden, zoals de sepia mierenjager.

Het inspectiepad langs het spoor bestaat uit droog gras met daarnaast hoog opgaande grassen met kruiden en bloemen zoals Sint-Janskruid en Honingklaver. Dit ruige type vormt het biotoop voor verschillende soorten dagvlinders zoals het Bruin zandoogje, en diverse bijen en hommels.

Direct naast de spoorberm bestaat de begroeiing voor een groot deel uit dicht braamstruweel, met Gewone Braam. De braamstruwelen vormen, door hun ondoordringbaarheid, een ideale schuil- en nestplaats voor verschillende diersoorten zoals de braamsluiper. De opvallende zang van deze vaak onopgemerkte vogelsoort is elk jaar rond Koningsdag in dit gebied te horen. Tevens vormen de braamstruwelen een ideale overwinteringsplaats voor de egel. Voor verschillende insecten, zoals dagvlinders en bijen, vormt de Gewone braam een rijke nectarbron.

Tussen het spoor en de sloot staan zo'n 130 bomen met dichte struikondergroei, waarvan onder andere veel Gewone esdoorn, Gewone en Zwarte els, Beuk, Boswilg en Treurwilg. De bomen dienen als uitkijkpost en nestgelegenheid voor veel verschillende vogelsoorten, zoals de zwartkop, tjiftjaf, putter, grote bonte specht en zanglijster. 

Sinds de jaren 80 hebben de woonbootbewoners op een deel van de grond naast hun woonboten liefdevol een prachtige tuin opgebouwd. Er staan diverse fruitbomen en ook is er een weelderige moestuin, die druk bezocht wordt door vlinders en bijen. Achterin de tuin verzorgt een imker een aantal bijenkasten.

De oever aan de spoorkant van de sloot is dichtbegroeid met overhangende takken. Daardoor vormt het een ideaal foerageergebied voor de inmiddels veel waargenomen ijsvogel. Vanaf de takken boven het water duikt hij regelmatig het water in om een visje te vangen. In de wortels van een omgevallen treurwilg heeft een ijsvogelpaartje de afgelopen 3 jaar al een poging gewaagd om te nestelen, helaas hebben ze dat tot nu toe nog niet doorgezet. Wel maakt de winterkoning er zijn nest in.

De oever bestaat voor een groot deel uit liesgras, riet en gele klis. Het biedt een perfecte broedplaats voor de waterhoen, meerkoet en fuut. Ook de grote gele kwikstaart en de kleine karekiet zijn waargenomen langs de oever.

De sloot staat in open verbinding met de Rijn en loopt dood aan de andere kant (er zou sprake zijn van een duiker richting het Schrijverspark maar de gemeente heeft nog steeds verzuimd deze aan te leggen). In het water groeit veel Gele plomp en Waterlelie. Er zwemt vooral veel kleine baars, en verder is er  onder andere ook blankvoorn, karper en brasem waargenomen. Het water biedt een goed onderkomen aan larven van waterjuffers en libellen, die in de zomer in groten getale boven het water vliegen. 's Nachts jagen vleermuizen boven het water op insecten. In de sloot woont een paartje meerkoeten, futen, waterhoentjes en een aantal eenden. Sinds twee jaar zwemt er ook regelmatig een paartje krakeenden.

Leidse Ecologische Groen Structuur, 1999
Groene Hoofdstructuur Leiden, 2018

Groene verbindingszone

In 1999 werd in opdracht van de gemeente door bureau De Groene Ruimte de Leidse Ecologische Groen Structuur vastgesteld (zie document hiernaast). Groene zones in de stad dienen als belangrijke verbindingen tussen de omliggende natuurgebieden. Deze verbindingszones worden veel gebruikt door insecten, vogels en kleine zoogdieren. Het toenmalige Van Gend en Loosterrein (waar de Spoorweghaven onderdeel van was) is in dit overzicht ook aangemerkt als belangrijk ecologisch groengebied en ‘stapsteen’ voor diverse diersoorten. Inmiddels heeft een aantal jaar geleden een groot deel van de natuur op dit terrein plaats moeten maken voor een nieuwe woonwijk. Een stukje stadsnatuur is overgebleven aan het einde van de Blauwe Tramstraat, genaamd de Ruigte. De spoorberm vormt nog een belangrijke verbinding tussen de Ruigte en het Spoorweghavenpad. 

Juist omdat de stadsnatuur in de omliggende wijk is afgenomen, zou het behoud van de overgebleven natuur onder andere in het kader van groene verbindingszones extra belangrijk moeten zijn. Echter is in de nieuwe Leidse Groene Hoofdstructuur uit 2018 het Spoorweghavenpad, de Ruigte en de spoorberm richting Utrecht niet meer aangemerkt als groene verbindingszone. Waarom, is ons onduidelijk. Een goed onderzoek dat inzicht geeft in de natuurwaarde van dit gebied is daarom des te belangrijk.